Essay – Niemand mag met de kerstdagen alleen zijn, is het adagium. Maar waarom eigenlijk niet? Sofie Rozendaal (31) ging op kerstavond op persoonlijk onderzoek uit in het centrum van Rotterdam.
Maandag, 24 december 14.50 uur
Nog drie uur voor kerstavond begint. Ik zit in een bomvol café, hartje Rotterdam. Op het tafeltje naast me staat een rommelige verzameling gebruikt servies. Een van de bedieningsmedewerksters stormt mijn kant op. Met het nodige misbaar schuift ze de lege stoelen aan tafel en stapelt vliegensvlug de vieze kopjes op een dienblad. Als onze blikken kruisen verschijnt een vermoeide glimlach op haar gezicht. Ze draait zich snel om en verdwijnt richting keuken. Dat ik wel een tweede cappuccino zou lusten durfde ik niet te zeggen, bang dat een nieuwe bestelling de laatste druppel zou zijn. Mijn eerste consumptie leek al op het randje. Het zal niet aan haar liggen: het is druk. Onoverzichtelijk. Chaotisch. Al op de snelweg richting stad begon het. Alsof iedereen wat meer haast had en rechts inhalen of snijden voor een afslag op deze dag geoorloofd is.
Eenmaal in Rotterdam kwam mij een lange rij auto’s tegemoet, het licht van de koplampen aan elkaar geregen als een eindeloze slang met reflecterende schubben. Onwillekeurig vroeg ik me af waar iedereen naartoe moest. Of ze er zin in hadden, en een leuke avond zouden krijgen. Een vraag waar ik mij niet mee bezig hoef te houden. Er is niets of niemand die deze avond op mij wacht: geen etentjes, feestjes of een nachtmis. Geen familiebezoek, vrienden, geliefde of een minnaar die naar mijn gezelschap uitziet. Dit jaar sloeg ik elke uitnodiging af en rijd ik helemaal alleen de binnenstad in. Niemand mag met Kerst alleen zijn, is het adagium. Maar waarom eigenlijk niet? Wat gebeurt er dan als je dat wel bent? Dat wil ik na al die jaren wel eens weten.
16.20 uur: Alleen mogen zijn
Ander café, nog steeds in de binnenstad. Als enige zonder gezelschap, op een man van middelbare leeftijd in de hoek na. Hij is omringd door tassen. Een kwartier geleden maande zijn vrouw hem op vinnige toon te wachten tot ze de laatste boodschappen had gedaan. Ik ving iets op over een bloemenstal en ze vertrok met wilde passen, botste bijna tegen een groepje binnenkomende gasten en spurtte zonder enige vorm van excuus naar de uitgang. Die vrouw, haar man, het verbouwereerde groepje gasten en de horecamedewerkers hebben allemaal iets gemeen: een bedrukte uitdrukking, die ik gedurende het verstrijken van de uren bij meer mensen meen op te merken. Zelfs het winkelpersoneel in de biologische supermarkt, waar ik zojuist mijn laatste boodschappen deed en normaal zo’n gemoedelijke sfeer hangt, had zichtbaar moeite een flauwe glimlach op te brengen. Hoe later het wordt, hoe dieper de fronsrimpels en strakker de monden lijken getrokken. De klok is vandaag de grootste dreiging: alles moet af en klaar zijn voor vanavond. Voor die magische grens tussen een normale doordeweekse dag en het feest waar iedereen naar uit hoort te zien: Kerst.
De klok is vandaag de grootste dreiging: alles moet af en klaar zijn voor vanavond.
Kerst is het feest van het licht in de duisternis, de wetenschap dat de zon drie dagen geleden op drieëntwintig en een halve graad zuiderbreedte loodrecht op de Steenbokskeerkring is gestuiterd. En nu, nog nauwelijks merkbaar, op weg is naar hoopvoller breedten tot zij op 21 juni Deo volente de Kreeftskeerkring weer mag omarmen. Kerst is het feest van het keerpunt, de zonnewende. Of, voor miljarden Christenen wereldwijd, het gedenken van de geboorte van Jezus – maar dat komt in grote lijnen op hetzelfde neer. De viering van hoop en liefde. Echter, volgens bestuurssocioloog Mark van Ostaijen, is het de vraag hoe speciaal Kerstmis daadwerkelijk nog is. „Kerst is van een geestelijk en religieus zinsgevingsritueel veranderd in een materieel en humanistisch feestje”, zegt hij. „Het is onderdeel van onze consumptiecultuur. We vieren het met cadeaus, eten en drinken in combinatie met een humanitair sausje: het zien van familie en vrienden. Die zijn inmiddels het meest wezenlijke element van kerst. Het gevoel van ertoe doen en daarmee elkaars aanwezigheid te vieren, komt tijdens kerst tot een hoogtepunt. Waaruit voortkomt dat mensen dus ook niet meer alleen ‘mogen’ zijn met kerst.”
17.05 uur: Dekmantel van sociaal gezelschap
Ik verlaat het café – de man zit nog steeds in zijn hoekje, blik gericht op het raam als een trouwe sint-bernard die op zijn baasje wacht – en daal af in de catacomben van het Rotterdamse winkelvertier, de Koopgoot. Een windluwe winkelpromenade waar mensen mij aanstaren met een lege blik en welgevulde tassen. Ik hoor een meisje van een jaar of vijf aan haar moeder vragen of ze een oliebol mag. „Volgende keer, schat”, is het antwoord, „We moeten straks bij oma eten.”
Terwijl ik verder slenter blijft het woord ‘moeten’ hangen. Dat is hoe ik te vaak de Kerstdagen heb ervaren. „Bij Kerst zit een verlangen naar saamhorigheid en veel mensen hebben daar een romantisch beeld bij”, zegt Marike de Valk, relatietherapeut. „Van daaruit houden ze vast aan bepaalde tradities. Dat kan mooi zijn, maar het kan ook spanningen opleveren. Want als een traditie een keurslijf wordt, drijft het mensen juist uit elkaar.”
De Valk ziet in januari een piek van aanmeldingen in haar praktijk. Waarom veroorzaakt juist kerst zoveel spanningen tussen mensen? „Terwijl veel rituelen een vorm van ‘gedisciplineerde ongedisciplineerdheid’ zijn, zoals carnaval, is Kerst een uiting van burgerlijke gedisciplineerdheid”, legt socioloog Van Ostaijen uit. „Mensen zijn vaak veroordeeld om binnen diplomatieke gezelligheidsgrenzen te opereren. Dat kan schuren.” Kerst is in wezen een uittrede uit het dagelijks leven, een tijdelijke sfeer met een geheel eigen betekenis. Maar volgens Van Ostaijen is het ook extreem clichématig. „Het is enerzijds het ideale moment voor verstilling, maar aangezien clichés bestaan bij de gratie van het opschorten van reflectie, is kerst juist niét het beste moment om tot die reflectie te komen. Dat maakt kerst zo paradoxaal.”
18.30 uur. Voorbij sluitingstijd
Het laatste restje winkelend publiek lost op in de duisternis. Terwijl ik richting de Meent loop zet ik me schrap, alsof ik achter elke donkere hoek de eenzaamheid verwacht die mij plots in het gezicht slaat. Ik loop langs restaurantjes en ontwaar de eerste glitterjurken en formele colberts vanachter warm verlichte vensters. Er wordt gekust bij de ingang, handen geschud, aperitiefjes gaan rond. Ik ril van de kou, maar durf geen van de restaurantjes binnen te gaan. Bang om die gezellige kerstwereld te betreden, die ik nooit echt heb begrepen of gevoeld en deze met mijn aanwezigheid te verstoren. Vooral nu ik zonder de dekmantel van sociaal gezelschap ben. Het is gênant duidelijk dat ik er niet bij hoor.
20.05 uur. Paradoxaal imperatief
Nood breekt wetten. Op de Nieuwemarkt stapte ik dan toch een café-restaurant binnen om van het toilet gebruik te maken. Ik vroeg de serveerster of er nog een plekje was voor iemand alleen. „Zeker”, zei ze vriendelijk. Zo zit ik hier, zonder gezelschap. In de eerste tien minuten kreeg ik wat vragende blikken, maar naarmate de avond vordert lijkt niemand meer erg in mij te hebben. Ook de gespannen gezichten van vanmiddag zijn nergens meer te bekennen „Als je opziet tegen Kerst, maak dan nieuwe tradities”, zegt relatietherapeut de Valk. „Vraag jezelf af hoe je Kerstmis wilt vieren en maak op tijd kenbaar wat je wilt.” De mensen in het café lijken die raad vanavond hier in praktijk te brengen. Om negen uur reken ik af en stap naar buiten. Terwijl ik naar de parkeergarage loop vraag ik mij af hoe eenzaam alleen zijn eigenlijk is. „Eenzaamheid is één van de belangrijkste residuen én fixaties van een geïndividualiseerde cultuur”, zegt socioloog van Ostaijen. „Niemand mag meer eenzaam zijn, terwijl we allemaal graag op onszelf zijn. Het is een paradoxaal imperatief. Want je kan je verdomd eenzaam voelen in het bijzijn van anderen.” Zo rijd ik naar huis, alleen. Maar niet eenzaam.